Deze armbanden, vorken, messen en babyrammelaars zijn slechts een selectie van een grote verzameling alledaagse zilveren objecten, die oorspronkelijk eigendom waren van joodse mensen in Berlijn. In het depot van het Berlijnse Stadtmuseum, waar deze stukken vandaan komen, bevindt zich nog veel meer joods zilver. De oorspronkelijke eigenaren zijn niet meer te achterhalen.

Vanaf 1933 werden joden in Duitsland systematisch uit het economische en sociale leven verbannen. In februari 1939 verplichtte het naziregime alle Duitse joden om hun kostbare edelmetalen in te leveren bij gemeentelijke pandjeshuizen. Dit gebeurde kort na de ‘Kristallnacht’, waarbij op grote schaal joodse huizen, winkels en synagogen werden geplunderd of verwoest. In de daaropvolgende jaren werden tienduizenden joden gedeporteerd naar getto's en concentratiekampen. De in beslag genomen kostbaarheden werden gebruikt om de oorlog te bekostigen.

Tijdens de oorlog kocht het Märkisches Museum – het huidige Stadtmuseum – ruim 235 kilo van het in Berlijn ingenomen zilver. Toenmalig directeur Stengel zei dat het zilver gered moest worden van omsmelting en dat er een overzicht van 150 jaar zilverkunst bijeengebracht moest worden. Na de oorlog bleek de meerderheid van het ingezamelde zilver verdwenen.

MH Roofkunst Zilveren Objecten Vork
Vork met versierde handgreep, geroofd van joodse familie, 20.70 cm x 2.70 cm, Berlijn, Stadtmuseum Berlin Foto: Dorin Alexandru Ionita, Berlin

In 1993 eiste de Jewish Claims Conference namens de joodse gemeenschap het zilver op, wat de start was van een lang proces. In 2021 werd dit goed en eerlijk (overeenkomstig de Washington Principles) afgerond: omdat teruggave aan de oorspronkelijke eigenaren niet mogelijk was, betaalde het museum een compensatie. De zilvercollectie werd daarmee officieel eigendom van het Stadtmuseum.

Gedwongen afgifte

De verplichting aan Duitse Joden om hun kostbaarheden in te leveren was een strategische zet van het naziregime. Met deze regeling werd de opbrengst ervan eigendom van de staat. De gemeentelijke pandjeshuizen betaalden de Joodse eigenaren per gram voor de edelmetalen - ongeacht de artistieke of historische waarde. De betaling stond gelijk aan ongeveer 1/10 van de marktprijs, minus 10% administratiekosten. De Joodse eigenaren ontvingen dus een fractie van de werkelijke waarde. De meeste objecten werden omgesmolten; duurdere stukken werden doorverkocht. Kunstvoorwerpen gingen voor vriendenprijsjes naar musea. Het Märkisches Museum kocht circa 132 kilo bij de Zentralstelle des Reiches, de opslagplaats voor de meest hoogwaardige objecten in heel Duitsland.

Duitsers Lopen Voorbij Een Vernielde Etalage
Duitsers lopen voorbij een vernielde etalage van een Joodse winkel, verwoest tijdens de Kristallnacht, 1938, United States Holocaust Memorial Museum Photo Archive #86838, courtesy of National Archives and Records Administration, College Park. Bildarchiv Abraham Pisarek.

‘Arische kunst’

Met deze aankoop bracht directeur Stengel een collectie zilveren objecten bijeen die zo’n 150 jaar omspande. Dankzij de nieuwe aanwinsten konden merktekens worden ontcijferd en de kennis over zilversmeedkunst worden vergroot. In de Tweede Wereldoorlog groeide de belangstelling voor Duitse edelsmeedkunst aanzienlijk. Als oud-Duits ambacht paste de kunstvorm goed bij de ambities van de nazi’s om het arische verleden te verheerlijken. Deze ideologische lijn zien we terug bij Duitse verenigingen voor edelsmeedkunst. Zo werd het onderzoek van het Märkisches Museum financieel ondersteund door de DGfGK. Deze vereniging (waarvan nazitopman Hermann Göring overigens mecenas was) stimuleerde de onteigening van Joodse collecties.

Onderzoek

Het onderzoek naar de Joodse eigenaren van het zilver bleek ontzettend lastig. De meer dan 4000 zilveren objecten werden nadat ze in het Märkisches Museum aankwamen vrijwel direct gedocumenteerd in inventarisboeken. Hiervan is slechts één boek bewaard gebleven. Tijdens de oorlog is bovendien veel zilver kwijtgeraakt. Mogelijk zijn deze voorwerpen in 1945 door Russen geplunderd of liggen ze nog ergens ondergronds opgeslagen. In het Oost-Duitse tijdperk is er geen onderzoek gedaan naar de herkomst van het zilver. Pas in de jaren 90 kwam er opnieuw aandacht voor, maar ondanks alle inspanningen konden geen erfgenamen meer worden achterhaald.

Joods Zilver
Foto: Sheila Reda / Mauritshuis

Restitutie en schikking

In 1998 startte het Stadtmuseum een nieuw onderzoek in samenwerking met de Claims Conference, een organisatie die sinds 1951 opkomt voor de belangen van Holocaustslachtoffers. Omdat er geen erfgenamen konden worden aangewezen, werd gezocht naar een alternatieve oplossing. Dit leidde in 2016 tot een collectieve claim van het zilver in het Stadtmuseum. In 2022 werd een financiële schikking getroffen tussen de Claims Conference en het museum. Het markeerde de herdenking van 70 jaar Verdrag van Luxemburg, waarmee West-Duitsland zich had gecommitteerd aan herstelbetalingen aan de staat Israël en individuele Joodse slachtoffers.

Kanselier Konrad Adenauer Ondertekent De Overeenkomst Over Herstelbetalingen
Kanselier Konrad Adenauer ondertekent de overeenkomst over herstelbetalingen tussen de Federale Republiek Duitsland en Israel, 1952, United States Holocaust Memorial Museum fotoarchief #11019, met dank aan Benjamin Ferencz. Copyright: United States Holocaust Memorial Museum.