Geschiedenis van de collectie

Mh1055 Heijligers Rembrandtzaal

De collectie van het Mauritshuis in Den Haag staat wereldwijd bekend om zijn unieke verzameling schilderijen uit de tijd van Rembrandt en Vermeer. De basis van de collectie van het museum werd in achttiende eeuw gelegd door stadhouder prins Willem V.

Zaal Vermeer

Sinds 1816 is de collectie van het Mauritshuis officieel eigendom van de Nederlandse Staat en heet zij het Koninklijk Kabinet van Schilderijen. Door de eeuwen heen is de collectie blijven groeien dankzij aankopen van het Rijk en schenkingen van particulieren. Maar ook vandaag de dag worden nog regelmatig nieuwe werken aan de collectie toegevoegd.

De galerij van Prins Willem V

Het oudste deel van de collectie bestaat uit schilderijen die eigendom waren van stadhouder Willem V, prins van Oranje-Nassau (1748-1806). Willem begon al op jonge leeftijd met het verzamelen van kunst. In 1774 richtte hij aan het Buitenhof in Den Haag een galerij in voor zijn schilderijenverzameling. Hij stelde de galerij een paar keer per week open voor bezoekers die daarvoor een kaartje konden kopen. Daarmee is de Galerij Prins Willem V de eerste openbare kunstverzameling van Nederland.

Tot de 18de-eeuwse verzameling van Willem V behoorden onder meer De stier van Potter, De jonge moeder van Dou en Het aardse paradijs met de zondeval van Adam en Eva van Rubens en Brueghel.

In 1795 werd de verzameling als oorlogsbuit door de troepen van Napoleon meegenomen naar Parijs en in het Louvre tentoongesteld. Pas 20 jaar later, in 1815, keerde de collectie grotendeels terug in Nederland.

MH0032 Dou Jongemoeder
Gerrit Dou, De jonge moeder, 1658
Valkenburg Terugkeer Schilderijen Galerij
Op 14 november 1815 keerde de collectie van Prins Willem V terug uit Parijs. Toegeschreven aan Danker van Valkenburg, Het transport van de schilderijen van de stadhouder, 14 november 1815, 1839. Gemeentearchief Den Haag.

Naar het Mauritshuis

In 1816 schonk koning Willem I (1772-1843), de zoon van stadhouder Willem V, de verzamelingen van zijn vader in 1816 aan de Nederlandse Staat. Daarmee werd de basis gelegd voor verschillende musea in het land, zoals het Rijksmuseum in Amsterdam en het Koninklijk Kabinet van Schilderijen in Den Haag. In 1822 verhuisde dat Koninklijk Kabinet vanuit de Galerij naar het Mauritshuis aan de overkant van de Hofvijver. Het Mauritshuis werd museum.

Mh1055 Heijligers Rembrandtzaal
Antoon François Heijligers, Interieur van de Rembrandtzaal in het Mauritshuis in 1884, 1884

In de eerste 10 jaar na de opening van het Mauritshuis bleef koning Willem I nauw betrokken bij de collectie. Hij zorgde er persoonlijk voor dat topstukken als Vermeers Gezicht op Delft, Rembrandts De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp en Jacob van Ruisdaels Gezicht op Haarlem met bleekvelden voor de collectie werden aangekocht.

Uitbreiden met beleid

Vanaf 1875 begon het Mauritshuis de collectie met beleid uit te breiden. Aankopen werden gedaan door het Rijk, op initiatief van de directeuren van het Mauritshuis. Het doel was niet om een kunsthistorisch overzicht bij elkaar te brengen, maar om de bestaande collectie te verrijken met mooie en belangrijke werken van toonaangevende schilders. Zo werd in 1896 Het puttertje van Carel Fabritius aangekocht, in 1913 Jan Steens ‘Soo voer gesongen, soo na gepepen' en in 1999 Rembrandts Portret van een oude man.

Gulle Gevers

Naast aankopen zijn ook schenkingen van particulieren van onschatbare waarde geweest voor de vorming van de collectie.

De Haagse verzamelaar A.A. des Tombe (1818-1902) liet twaalf belangrijke werken na aan het Mauritshuis. Een daarvan is het nu wereldberoemde en geliefde Meisje met de parel van Vermeer.

Ook aan Abraham Bredius (1855-1946) heeft het Mauritshuis veel te danken. Als museumdirecteur verwierf hij veel schilderijen voor de collectie, maar bij zijn overlijden liet hij ook nog eens 25 schilderijen na. Hieronder waren maar liefst drie werken van Rembrandt: Andromeda, Homerus en Saul en David.

In 1936 schonk Sir Henri Deterding (1866-1939) vijf belangrijke schilderijen aan het museum, onder andere het Oestereetstertje van Jan Steen en Gerard ter Borchs De briefschrijfster.

Louise Thurkow-van Huffel (1900-1987) legateerde drie schilderijen, waaronder een meergezicht van Salomon van Ruysdael.

In 2002 schonk Willem baron van Dedem (1929-2015) vijf schilderijen aan de Stichting Vrienden van het Mauritshuis. Hierbij waren onder andere een stilleven van Willem Kalf, een Braziliaans landschap van Pieter Post en Dansende boeren voor een Boheemse herberg van Roelant Savery.

Meisje Met De Parel
Johannes Vermeer, Meisje met de parel, c. 1665

De collectie vandaag: in constante beweging

De huidige collectie van het Mauritshuis bestaat uit ruim 800 werken, waarvan ongeveer 200 topstukken als vaste collectie zijn te zien. Ook zijn er nog ongeveer 150 werken te bewonderen in de Galerij Prins Willem V aan het Buitenhof. De rest van de schilderijen zijn in bruikleen gegeven aan andere musea in Nederland of bevinden zich in het depot.

Nog steeds ontwikkelt de collectie van het Mauritshuis zich. In de laatste twintig jaar is er een aantal aankopen gedaan met financiële steun van partijen zoals de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, de BankGiro Loterij en de Vereniging Rembrandt. Zo kon in 2014 een zeldzaam zestiende-eeuws bloemstilleven van Ludger Tom Ring aan de collectie worden toegevoegd en in 2016 een topstuk: Vaas met bloemen in een stenen nis van Roelant Savery.

Nieuwe Aanwinst Ludger Tom Ring Detail
Ludger tom Ring, Narcissen, maagdenpalm en viooltjes in een kan, c. 1562