
Buitenlandse reizen ‘voor je plezier’ zijn tegenwoordig de gewoonste zaak van de wereld. Dankzij massatoerisme ligt voor weinig geld én inspanning de hele wereld aan je voeten. In de achttiende eeuw lag dat wel anders. Toen was een reis naar het buitenland voorbehouden aan de elite. Daarbij was het ook enorm tijdrovend. Formeel gezien ging je ook niet op pad voor de 'fun’, maar werd zo'n reis als essentieel gezien voor de persoonlijke ontwikkeling.
Tijdens haar lezing vertelt Janneke Budding niet alleen over de, soms levensbedreigende, ervaringen van de Britse adel tijdens de Grand Tour, maar ook over de beproevingen van hun meereizende bedienden.
Dankzij reisverslagen en brieven van hun voorgangers waren Grand Tourists zich ervan bewust dat zo'n reis niet zonder tegenslagen zou verlopen. Het was daarom belangrijk om daarop voorbereid te zijn. Ook waren zij alert op bandieten en rovers. Een knap paar pistolen behoorde daarom tot de standaard reisuitrusting.
Grand Tourists schaften tijdens hun reis niet alleen schilderijen en beeldhouwwerken aan, maar ook cameeën, fossielen, oudheidkundige voorwerpen, munten en kaarten. Krattenvol met deze souvenirs werden naar Groot-Brittannië verscheept, met de bedoeling om er thuis mee te pronken als bewijs van status en goede smaak.
De talloze brieven aan het thuisfront, reisgidsen en reisjournalen, die gretig werden gelezen door thuisblijvers, én souvenirs uit Frankrijk en Italië zorden ervoor dat de cultuur en bezienswaardigheden bekend werden onder een groter publiek. De aangekochte antieke beelden en vazen, de portretten, de snuifdozen en waaiers met afbeeldingen van de Sint Pieter of de Vesuvius en de collecties mineralen werden later trots getoond aan wie ze maar wilde zien.