Een keramieken schaal met fruit. Een prachtige vaas met bloemen. Een bord etensresten, met daarnaast een pijp. Hele gewone voorwerpen eigenlijk, maar wel heel precies geschilderd. Deze schilderijen noemen we stillevens. Op een stilleven schilderij staan voorwerpen die - de naam zegt het eigenlijk al - niet bewegen, op een enkel insect na. Rembrandt van Rijn, Rachel Ruysch en Pieter Claesz maakten wereldberoemde stillevens, die er levensecht uitzien.

Op eigen benen

Een stilleven als zelfstandig genre ontstond pas in de zeventiende eeuw. Bloemen en fruit stonden al op Romeinse fresco’s, of als onderdeel van religieuze kunst in de Middeleeuwen, maar waren niet het hoofdonderwerp. In de 17de eeuw werden ze heel populair, vooral in Nederland en Vlaanderen, omdat rijke mensen ze graag ophingen in hun huizen. 

Schilders gingen zich specialiseren, bijvoorbeeld in fruitstillevens, bloemstillevens of vanitas-stillevens. Zo konden ze hun techniek verfijnen, een heel eigen stijl vinden en, niet onbelangrijk, een eigen markt bedienen. Stillevens in de 17de eeuw lieten ook vaak bijzonderheden zien. Denk aan specerijen van de andere kant van de wereld, dieren of fruit. Daarmee wilden rijke mensen laten zien hoe belangrijk of vermogend ze waren. Een schilderij was ook een statussymbool.

Clara Peeters, Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen, 1615

Vanitas

Sommige stillevens beelden niet alleen iets zo goed mogelijk af, maar hebben ook een diepere betekenis. Op Vanitas-stilleven van Pieter Claesz in het Mauritshuis, zie je een gedoofde kaars, een leeg glas, een horloge en een doodshoofd - maar dit zijn niet zomaar voorwerpen bij elkaar. Mensen in de 17de eeuw herkenden deze vanitassymbolen meteen, net als etensresten en verwelkte bloemen. Vanitas-stillevens herinnerden ze eraan niet te veel te hechten aan hun aardse succes en rijkdom. Belangrijker was dat ze goed leefden. Memento mori - gedenk te sterven.

Pieter Claesz, Vanitas-stilleven, 1630